Bloei, ondergang en wedergeboorte van de Indiase textieltraditie
De Indiase textieltraditie is duizenden jaren oud en kent prachtige voorbeelden in kleur en techniek. Achter al die pracht gaat echter het verhaal schuil van de ondergang van een ambachtelijke industrie ten tijde van de koloniale overheersing van India. Meer dan zestig jaar na de onafhankelijkheid van India zien we pas weer een opbloei van een vakmanschap, dat eens een wereldwijde bewondering afdwong. In 2015 was er een tentoonstelling in het Victoria & Albert Museum in Londen die de geschiedenis van die Indiase textieltraditie mooi samenvatte.
Meer dan twee millennia werd er vanuit Zuid-Azië prachtig textiel geëxporteerd naar de hele bereikbare wereld. Voorbeelden waren handgeweven stoffen, borduurwerk, chintzes en meer. Op de tentoonstelling zagen we onder andere drie van de oudste voorbeelden van Indiaas textiel uit de derde eeuw van onze jaartelling. De Indiase textielateliers stemden hun producten vaak af op hun exportmarkt. Zo zien we een ceremonieel doek in stempeltechniek uit Gujarat, gemaakt in de 14de eeuw voor de Indonesische markt. Daarnaast voorbeelden van zakdoeken uit de 18de en 19de eeuw, bekend onder de naam bandanas, uit Madras en Bengalen, zoals die naar het Midden Oosten, West-Afrika en Groot-Brittannië werden geëxporteerd.
Europa ontdekt het Indiase textiel
In de 17de tot 19de eeuw groeide de populariteit van Indiaas textiel in Europa enorm, met name voor chintz. Een groep van prachtige muurdecoraties, beddengoed, mantels en jurken in chintz laat zien hoe men de traditionele Indiase technieken en patronen zo aanpaste dat deze bij Europeanen in de smaak vielen. Als toonaangevend voorbeeld zien we een set beddengordijnen. Deze werden gemaakt voor de Oostenrijkse prins Eugen (1663 – 1736). Een bewijs dat Indiase gekleurde katoenen stoffen tot in de hoogste kringen in Europa waren doorgedrongen.
De industriële revolutie
In de 19de eeuw werden de rollen echter geleidelijk omgedraaid. Met de opkomst van de industrialisatie in Europa werd het mogelijk om op grote schaal en tegen lage kosten imitaties van Indiase stoffen te produceren. Daarmee werd de Indiase markt overstroomd. Dit had dramatische gevolgen voor de ambachtelijke Indiase textielproductie, toen nog geheel op handwerk gebaseerd. Een ontwikkeling overigens die in Nederland niet onbekend is, met de Twentse textielindustrie die op grote schaal voor Nederlands-Indië ‘katoentjes’ ging produceren.
Deze ontwikkeling, waarbij de Europese industrie een zeer verstorende invloed op de Indiase lokale economie had, beïnvloede mede de ontwikkeling van een nationaal gevoel voor zelfstandigheid van India. De Swadeshi (‘eigen land’) Beweging riep de Indiase bewoners op om geen buitenlandse producten meer te kopen. Zo kon men de lokale productie en economie ondersteunen. Aan het begin van de 20ste eeuw ontwikkelde Indiaas textiel zich tot een aansprekend symbool voor het verzet tegen de Britse overheersing.
In de dertiger jaren versnelde deze ontwikkeling toen Mahatma Gandhi het Indiase volk vroeg om zelf met de hand garen te spinnen en te weven om een stof te produceren die lokaal bekend stond als khadi. Spinnen, weven en het dragen van khadi werd zo een symbool van de onafhankelijksbeweging. Op de tentoonstelling was een selectie van hedendaagse kleding te zien, gemaakt van khadi. Daaruit blijkt dat deze invloed zich tot het heden uitstrekt.
Een nieuwe start
Sinds de vijftiger jaren ontwikkelt men initiatieven om de cultuur van lokale handgemaakte textielproducten te bevorderen. Rijke trouwkleding en filmkostuums brengen het traditionele handwerk weer onder de aandacht. Als voorbeeld zien we een set trouwkleding van een van Indiase voornaamste ontwerpers, Sabyasachi Mukherjee. De invloed van traditioneel handwerk is onmiskenbaar op de hedendaagse catwalk in India. Overigens zien we de Indiase textieltraditie ook internationaal terug, met voorbeelden van stukken van bekende luxemerken als Hermès en Isabel Marant. Er werd hedendaags Indiase textielkunst getoond om te illustreren hoe traditionele natuurlijke verfstoffen, borduurwerk en handmatig aangebrachte patronen worden gebruikt om decoratieve textielvormen te creëren.
De tentoonstelling rondde deze geschiedenis af met voorbeelden van de herboren Indiase textieltraditie. De sari, de traditionele kleding voor de Indiase vrouw, is door Indiase ontwerpers nieuw leven ingeblazen door een combinatie van modern design met een unieke Indiase identiteit. Een selectie van bijzondere hedendaagse sari’s vormt het bewijs van de wederopkomst van een eeuwenoude traditie.
De tent van Tipu Sultan, 1725 – 1750
Een enorme tent, ooit gebruikt door Tipu Sultan (1750 – 1799), de koning van Mysore. De tent heeft een oppervlakte van 58 m2. Het toont een prachtig ontwerp met florale motieven op bedrukte chintz. De tent kwam in bezit van Edward Lord Clive en gouverneur van Madras na de slag bij Seringapatam in 1799. Tipu Sultan werd toen verslagen. Veel van zijn bezittingen werden als oorlogsbuit naar Groot Brittannië verscheept.
Wandbekleding, 20ste eeuw
Een enorm wandkleed uit landelijk Gujarat werd per toeval ontdekt in de jaren negentig op een grote hoop op de stoep in New York. Het kwam in 1994 in bezit van het Victoria & Albert Museum. Deze wandbekleding voor een gehele kamer is geconserveerd door een team van het museum en werd voor het eerst geëxposeerd. Het stelt een parade van mensen en olifanten voor, met verschillende stoffen geappliceerd op een katoenen ondergrond.
Huwelijksensemble, Sabyasachi Mukherjee, 2015
Dit huwelijksensemble is speciaal gemaakt voor de tentoonstelling The Fabric of India door de Indiase top-designer Sabyasachi Mukherjee. Het bestaat uit handgeweven stoffen, gedecoreerd met kralen en pailletten. Het borduurwerk is ambachtelijk gemaakt in West-Bengalen.
Alle tentoonstellingsfoto’s © Victoria & Albert Museum.
Aantal keren gelezen: 39959.
Deel dit artikelby