In Mexico verft men de wol weer met natuurlijke kleurstoffen
Het gebruik van natuurlijke kleurstoffen om wol te verven was in het weversdorp Teotitlán del Valle in Mexico bijna uitgestorven. Vanaf begin 1900 werden steeds vaker chemische verfstoffen gebruikt. Deze verfstoffen zijn makkelijker in gebruik en kleurvaster, maar kunnen het milieu ernstige schade toebrengen. Helaas weet bijna niemand meer hoe je de natuurlijke kleurstoffen moet maken. Dit is het verhaal van Porfirio Gutiérrez en hoe hij het gebruik van natuurlijk verfstoffen in zijn geboortedorp herintroduceerde. En we nemen ook een kijkje in zijn receptenboek om te zien welke grondstoffen hij gebruikt.
Een dorp van wevers
In het zuiden van het Sierra Juárez gebergte in de Mexicaanse provincie Oaxaca ligt het stadje Teotitlán del Valle met ongeveer 6.000 inwoners. Het is een slaperig plaatsje in een vrij droog gebied. Het enige wat opvalt in dit in 1465 gestichte stadje is een door de Spanjaarden gebouwde kerk en het plaatselijk museum. Toch is er nog iets opvallends: bijna driekwart van de bevolking houdt zich bezig met de textielproductie. Op de ruim tweeduizend weefgetouwen in Teotitlán del Valle weeft men vooral kleden.
De weeftraditie gaat hier minstens 2500 jaar terug. Oorspronkelijk weefde men met plantaardige garens op heupweefgetouwen. Na de Spaanse inval introduceerde de Dominicaanse bisschop Juan López Dezárate rond 1535 het staande weefgetouw met pedaalmechanisme. Ook bracht hij schapen mee, in ruil voor de medewerking van de plaatselijke bevolking in de strijd tegen de Azteken.
De grotere weefgetouwen en het gebruik van wol maakte het mogelijk grotere stukken te weven, zoals kleden, dekens en sarapes. (Een sarape is een lange, dekenachtige sjaal die met name mannen in Mexico dragen). Van oudsher verfde men de garens met natuurlijk kleurstoffen, gemaakt van plantaardige grondstoffen of insecten. Rond 1900 begon men de chemische verfstoffen te gebruiken. Doordat deze chemische kleurstoffen makkelijker in gebruik zijn en meer kleurvast, gebruikt nu bijna iedereen in Teotitlán del Valle ze.
De cultuur der Zapoteken
Het gebied waar de huidige provincie Oaxaca ligt was tijdens de inval van de Spanjaarden het rijk der Zapoteken. Dit rijk bestond vanaf circa 700 voor onze jaartelling tot de kolonisatie in 1521. De Zapoteken hadden een eigen, rijke cultuur en taal. Zowel de cultuur als taal overleefden tot in de huidige tijd. De weefkunst der Zapoteken stond hoog aangeschreven. Zo betaalden de Zapoteken tribuut aan de Azteken in de vorm van geweven kleden.
Zoals echter overal in de wereld verdwenen ook hier tradities langzaam en raken jongeren onder invloed van de mondiale moderniteit. Dit brengt ons bij Porfirio Gutiérrez (*1978). Zijn familie houdt zich al generaties lang bezig met weven, als zovelen in het dorp. Alle familieleden beoefenen een facet van het weven, zoals kaarden, spinnen, verven en weven. Hijzelf leert op twaalfjarige leeftijd het weven van zijn vader.
Porfirio Gutiérrez emigreert
In de jaren ’70 bereikte de mondiale economie Teotitlán del Valle. Tussenhandelaren uit de VS kopen de kleden op voor verkoop in hun thuisland. Men weeft ook stukken in opdracht van de tussenhandelaren, zo inspelend op de Noord-Amerikaanse smaak. Dit kunnen moderne ontwerpen zijn, maar ook kopieën van Zapoteekse en Navajo-originelen. Al deze kleden worden geweven met chemisch geverfde wol. Alleen de kleden en dekens voor eigen gebruik van de familie Gutiérrez maakt men nog met wol die geverfd is met natuurlijke kleurstoffen.
De plaatselijke bevolking verdient overigens weinig aan deze belangstelling uit Noord-Amerika. De meeste verdiensten gaan naar de opkopers, die een stukprijs per kleed betalen. Daar komt bij dat de kopieën van Navajoweefwerk goedkoper zijn dan de echte Navajokleden uit Utah en New Mexico in de VS en de Navajo’s beconcurreren.
De bewoners van Teotitlán del Valle en omliggende dorpen vullen hun schamele inkomsten uit weven verder aan met inkomsten uit de landbouw. Ook die landbouw levert niet veel op. Door de klimaatverandering valt er steeds minder regen in Oaxaca en worden de oogsten steeds schraler. Onder deze omstandigheden besluit Porfirio Gutiérrez, zoals zoveel Mexicaanse jongeren, op 18-jarige leeftijd naar de VS te emigreren.
Een hernieuwde kennismaking met verven en weven
Porfirio gaat wonen in Ventura, Californië, en werkt daar onder andere in een cementfabriek en de horeca. Het is pas tien jaar later dat hij voor het eerst terugkeert naar zijn familie. Waarschijnlijk maakt zijn verblijf in de VS dat hij na tien jaar het leven en de tradities van zijn familie met andere ogen beziet. Tegen alle moderne invloeden in weeft zijn vader nog steeds de oude Zapoteekse motieven en maakt zijn zuster Juana Gutiérrez Contreras nog steeds de natuurlijke kleurstoffen om wol te verven. Die met natuurlijke kleurstoffen geverfde wol gebruikt men overigens alleen voor weefwerk voor eigen gebruik. De hele familie werkt mee aan het weven van de kleden en alles wat daarbij komt kijken.
Van wol tot kleed
Het maken van de kleden begint met het wassen van de geschoren wol om vuil en vet te verwijderen. Dan kaardt men de wol en spint men de vezels tot garen. De garen wordt gewikkeld tot strengen en de strengen worden gekookt in water met potas. Potas is een fixeermiddel dat zorgt dat de kleurstof goed hecht aan het garen. Daarna verft men de garens met de kleurstof. Vroeger was die kleurstof vaak chemisch, maar nu gebruikt het familiebedrijf alleen nog natuurlijke kleurstoffen om de wol te verven. Als de garens droog zijn kan men gaan weven.
Het familiebedrijf
Porfirio Gutiérrez beziet het werk van zijn familie met bewondering en respect. Hij realiseert zich ook dat de traditie van zelf kleurstoffen maken met natuurlijke grondstoffen aan het uitsterven is. Hij besluit zijn familie te helpen. In 2007 richtten ze hun eigen weefstudio op onder de naam Porfirio Gutiérrez y Familia Studio. Voortaan gebruiken ze alleen nog maar natuurlijke kleurstoffen om de wol te verven. Tegenwoordig zijn er ongeveer tien andere families in het dorp die ook louter natuurlijke kleurstoffen voor hun wol gebruiken. Sommige geven ook les aan toeristen in deze verftechnieken.
Omdat Porfirio Gutiérrez vloeiend Engels spreekt heeft hij nu de mogelijkheid de productie van zijn familiestudio rechtstreeks in Noord-Amerika te verkopen. Hij leeft nog steeds een groot deel van de tijd in Ventura en verkoopt vanaf daar de kleden rechtstreeks aan de eindklant. Door dit rechtstreekse contact weet hij welke ontwerpen in de smaak vallen en zo kan de familie hier op inspelen.
De familie is bezig een boek met recepten van natuurlijke kleurstoffen samen te stellen. De recepten zijn door de eeuwen heen van generatie op generatie doorgegeven. Daarnaast breidt Gutiérrez de traditionele Zapoteekse ontwerpen uit door wol te combineren met agavegaren (sisal), palmblad en andere natuurlijke materialen, zoals in de precolumbiaanse tijd.
Door een brug te slaan tussen de oude Zapoteekse cultuur en de moderne wereld, heeft Porfirio Gutiérrez zijn familie een bescheiden welvaart gebracht. Zijn aandacht voor de natuurlijke kleurstoffen volgens eeuwenoude recepten maakt dat zijn deskundigheid veel gevraagd wordt. In de VS heeft hij voorbeelden van natuurlijke materialen voor kleurstoffen geleverd aan het Harvard Art Museums’ Forbes Pigment Collection. Weefsels van zijn familie zijn in diverse musea in Mexico en de VS te zien.
De natuurlijke kleurstoffen van Porfirio Gutiérrez
De kennis van de natuurlijke grondstoffen om kleurstoffen voor het verven van wol te maken is in duizenden jaren opgebouwd. Veel grondstoffen zijn plantaardig, sommige, zoals de cochenilleluis, dierlijk. Men moet weten welke delen van de plant geschikt zijn, wanneer ze geoogst moeten worden en hoe vervolgens verwerkt en bewaard. Hieronder leest u welke natuurlijke kleurstoffen de familie Gutiérrez gebruikt om bepaalde kleuren te maken. Een selectie:
Boommos vindt men op de bomen die hoog in het Sierra Juárez gebergte groeien. Naast de boommos oogst men ook de korstmossen die op deze bomen groeien. Men boommos verkrijgt men goudkleurige tot gele tinten.
Cochenille is een kleurstof die gemaakt wordt van de cochenilleluis. De cochenilleluis leeft op de opuntia of vijgcactus en toont zich daar als witte vlekken. De luis wordt van de vijgcactus afgehaald, gedroogd en vermalen op een soort platte vijzel. Cochenille creëert een diep-rode kleur, zoals bijvoorbeeld vroeger voor de rode jassen van het Britse leger.
Eikenhout gebruikt men om een lichtgele kleur te krijgen. Hiervoor versplintert men het eikenhout en laat het enkele dagen in lauwwarm water staan of kookt het 2 à 3 uur.
De granaatappel is een struik die in de tuin van de familie groeit. Men kan er verschillende kleuren mee maken, variërend van zwart tot geel.
Indigo kan op verschillende manieren gebruikt worden. Eén van de methoden is om de bladeren in diepe putten langdurig te laten fermenteren. De familie Gutiérrez koop echter een soort gedroogde indigokoeken van een kweker. Die fermenteren binnen enkele dagen en geven dan een blauwe kleur af. Hoe vaker men de wol onderdompelt in de kleurstof en weer aan de lucht blootstelt, hoe donkerder de kleur wordt.
Marush is een plaatselijk groeiende bloeiende struik die ook in de tuin van de familie staat. Men maakt er diverse tinten helder groen mee.
Natuurlijke wol is natuurlijk geen kleurstof, maar kan wel ongeverfd gebruikt worden. De kleur van natuurlijke wol varieert van licht beige, grijs en zwart tot verschillende bruintinten. De wol moet voor gebruik wel goed gereinigd worden.
Pecan kennen we bij ons van de pecannoten. Het is een inheemse boom in Mexico. De bladeren en schillen van de noten leveren diverse mooie tinten bruin op.
Pericón of Mexicaanse dragon is een kruid die geoogst wordt in de lente, wanneer deze bloeit. In gedroogde vorm kan pericón het gehele jaar gebruikt worden. De hiermee verkregen kleur varieert van helder geel tot een zachte crèmekleur.
Zwarte sapota of mamey sapota is een vruchtdragende boom. De vruchten kunnen tot ruim 2 kg zwaar worden en worden gebruikt voor een bruine kleurstof.
Het mag wel duidelijk zijn dat het veel bewerkelijker is om met natuurlijke kleurstoffen wol te verven dan met chemische. Bij de laatste is oplossen in water vaak voldoende. Wel krijg je met natuurlijke grondstoffen vaak mooiere, zachtere kleuren. Het gebruik van deze kleurstoffen is ook veel minder belastend voor het milieu. Zo gebruikt de familie het afvalwater van de kleurstofproductie om hun planten te begieten, zonder dat dit enige schade aanricht.
De nadelen van chemische verfstoffen
Vanaf het begin van de twintigste eeuw worden er meer chemische dan natuurlijke kleurstoffen voor textiel gebruikt. Chemische kleurstoffen zijn een groot gevaar voor het milieu en de gezondheid. De chemicaliën die in de textielindustrie worden gebruikt bevatten onder andere arsenicum, lood en kwik. Vooral in armere landen, waar de meeste textiel vandaan komt, loost men deze afvalstoffen ongezuiverd in rivieren. Deze raken daardoor ernstig vervuild.
William Henry Perkin, een Engelse chemicus, ontdekte in 1856 als eerste dat langdurige blootstelling aan chemische kleurstoffen kanker en andere ernstige ziektes kunnen veroorzaken. Veel arbeiders in de textielindustrie worden na jaren ernstig ziek en raken daardoor hun baan en inkomen kwijt.
Overigens ligt de oplossing niet in het volledig overschakelen op natuurlijke kleurstoffen in de textielindustrie. Voor de plantaardige grondstoffen is daarvoor simpelweg te veel landbouwgrond nodig. Een verantwoordelijker gebruik van textiel is daarom noodzakelijk. Dat wil zeggen: langer gebruik en minder snel afdanken.
Foto’s familie Gutiérrez, tenzij anders vermeld.
Bronnen
In Mexico, Weavers Embrace Natural Alternatives to Toxic Dyes (New York Times)
5 ways to fix fashion’s biggest pollution problem (Vogue Australia)
Saving an Ancient Craft: Porfirio Gutierrez Returns Home (American Indian Magazine)
Aantal keren gelezen: 3156.
Deel dit artikelby