De wandkleden van Maximiliaan van der Gucht
Wanneer men aan wandkleden denkt, denkt men vaak in de eerste plaats aan Vlaamse wandkleden. Dat is niet terecht, want in de 17de en 18de eeuw waren er in Middelburg, Delft, Haarlem en Gouda een aantal belangrijke weefateliers, die in binnen- en buitenland vermaardheid genoten. Eén van deze ateliers was van Maximiliaan van der Gucht, die wandkleden heeft geleverd aan o.a. de koningshuizen van Polen en Zweden. Ook in Nederland is van hem nog werk te vinden. Zijn werk behoort tot het beste wat Nederland op dit gebied heeft voortgebracht.
Wat is tapijtweven?
De wollen, soms deels zijden wandkleden worden ook wel gobelins of tapisserieën genoemd. Deze laatste naam is verwarrend, omdat hier ook borduurwerk mee wordt aangeduid. Met een wandkleed bedoelen wij een geweven kleed, waarbij echter niet, zoals bij gewoon weven, de inslagdraad over de gehele breedte van de ketting of schering loopt, maar in korte stukjes, zolang totdat er weer van kleur gewisseld wordt. Het gaat hier om uiterst tijdrovend handwerk, waarbij de prijs vaak per vierkante el werd berekend (1 el was 68,8 cm).
Techniek van het tapijtweven
Bij de vervaardiging van een wandtapijt werd er eerst een miniatuurontwerp gemaakt door een kunstenaar-schilder. Dit ontwerp werd vervolgens in delen in spiegelbeeld op kartonnen gezet (door een cartonier). Zo’n karton werd dan achter de gespannen ketting geplaatst en was dan het werkmodel voor de tapijtwever.
Er werd (en wordt) gebruik gemaakt van een verticaal of horizontaal weefgetouw, waarachter vaak tot vijf wevers tegelijkertijd bezig waren. Ieder wandtapijt bestaat uit een ketting en een inslag, die elkaar kruisen. De ketting is van ongekleurde wol, linnen of katoen, terwijl voor de inslag wol en zijde wordt gebruikt, eventueel aangevuld met goud- en zilverdraad voor de duurdere kleden.
De inslag is van een fijnere kwaliteit en bedekt uiteindelijk de ketting helemaal. Iedere stukje inslag wordt namelijk twee keer over de ketting gelegd; één keer over de even draden en dan terugwerkend over de oneven kettingdraden. De wever werkt vanaf de achterkant van het tapijt en ziet het resultaat pas als het tapijt klaar is (tegenwoordig werkt men wel met een spiegel aan de keerzijde). De breedte van het tapijt wordt bepaald door de lengte van de ketting; als het tapijt opgehangen is loopt de ketting horizontaal, terwijl de zichtbare kleuren opgebouwd zijn uit verticale draadjes.
Kleurgebruik en ‘kartonnen’
Voor de tapijtwever werd de tekening van het tapijt dus sterk bepaald door het karton dat er achter stond. Wel had hij zijn persoonlijke inbreng door het kleurgebruik in details. Schaduwpartijen, zoals bij de plooien van kleding, werden gemaakt door geleidelijk aan het aantal draden van de lichte tint te verminderen ten gunste van de donkere tint van dezelfde kleursoort. Voor de stevigheid van het geheel werd aan de rand van een kleurvlak de draden om die van de aangrenzende kleur geslagen. Wanneer men echter een scherpe kleurscheiding wilde, liet men soms een naad tussen twee kleuren bestaan.
Wanneer een hele kamer van wandtapijt werd voorzien, stikte men de wandtapijten aan elkaar. Soms werd het geheel passend gemaakt met borders en tussenstukken. De kleden hingen aan de bovenkant vaan aan houten roeden.
Deze video van Margit Rudy geeft een goed beeld hoe een wandtapijt of gobelin gemaakt wordt.
Opkomst van het tapijtweven in Nederland
Van oudsher waren het met name de weverijen van wandtapijten in Parijs, Brussel en Antwerpen die de markt bepaalden. De opkomst van het tapijtweven in Nederland, dat wil zeggen in de toenmalige noordelijke Nederlanden, vond zijn oorzaak in de vervolging van protestanten in de zuidelijke Nederlanden door Philips II en van de hugenoten later in Frankrijk (na de herroeping van het edict van Nantes). Eind 16e eeuw vestigden enkele Antwerpse tapijtwevers zich in de noordelijke Nederlanden; onder andere Jan de Maecht in Middelburg en François Spierinck in Delft, de toenmalige zetel van de Prins van Oranje.
Waar en wanneer Maximiliaan van der Gucht werd geboren is niet bekend. Waarschijnlijk is hij in 1603 in Delft geboren. In die tijd waren de meeste tapijtweverijen gevestigd in kloosters. Dat gold ook voor de weverij van Spierinck, dat in een deel van het Agnietenklooster in Delft zat. Wellicht is Maximiliaan van der Gucht een meesterknecht geweest van Spierinck. Duidelijk is in ieder geval dat hij in 1636 als zelfstandig wever in het Agnietenklooster is begonnen; wellicht heeft Spierink de weverij aan hem (moeten) verkopen.
Opdrachtgevers van Maximiliaan van der Gucht
Maximiliaan van der Gucht (zijn meesterteken vermeldde ‘Van der Gught’, met een g dus, maar zijn vrouw en zoons tekenden met Van der Gucht, terwijl ook een enkele keer de spelling Van der Hucht voorkwam) kreeg zijn eerste opdrachten voor wandkleden van de stad Delft. Hij restaureerde onder andere de wandkleden van het Prinsenhof en leverde in die eerste jaren ook wandkleden aan prins Frederik Hendrik en het Huis van Nassau (met portretten van de prinselijke familie).
Buitenland
De markt voor wandtapijten in Nederland was beperkt en bovendien sterk gevoelig voor de op- en neergaande economie. De calvinistische geest overheerste in die tijd, de rijken in Nederland leefde in huizen, niet in paleizen. Ook de overheid van toen was een beperkte opdrachtgever; het kwam voor dat men bij belangrijke (internationale) bijeenkomsten de tapijten huurde van de wevers. Een groot deel van de productie van Van der Gucht ging dan ook de grens over. Zo leverde hij tussen 1642 en 1648 enkele malen aan de koning van Polen (afbeeldingen van veldslagen en belegeringen) en in de jaren 1647-49 in totaal 46 wandkleden voor de kroning van koningin Christina van Zweden (jachttaferelen en landschappen), dit laatste in samenwerking met andere Delftse weverijen.
Nederland
In Nederland bestonden de opdrachten voor Maximiliaan van der Gucht voor wandkleden vooral voor zogenaamde ‘groenwerken’ (verdures): bosgezichten en landschappen. Men had hier kennelijk genoeg oorlog gezien. Door de jaren heen bleef de stad Delft een belangrijke opdrachtgever, maar uit gemeentelijke archieven blijkt ook van bestellingen van de magistraten van Utrecht, Haarlem en ‘s Hertogenbosch. Er zijn ook bestellingen van raadspensionaris Johan de Witt en van de Staten van Holland bekend. Veel betalingen heeft Maximiliaan van der Gucht van Delft voor zijn wandkleden niet ontvangen. Zeker is dat de stad Delft een levering in 1660 betaalde met de overdracht van het Agnietenklooster aan Van der Gucht. De opdracht uit 1640 lijkt voor een groot deel een schenking van hem aan Delft te zijn.
De weverij
Wat moeten we voorstellen van een tapijtweverij in die tijd? Het waren tamelijk grote ondernemingen. Veertig man personeel was niet ongebruikelijk. Het was ook een kostbare ondernemingen. We weten dat Maximiliaan voor de oprichting van een weverij in Den Haag aan zijn zoon Bartholomeus 15.000 gulden leende. Deze schuld stond nog steeds open toen deze in 1670 overleed. Andere weverijen hadden bij tegenslagen soms moeite de materialen te betalen.
Het was in die tijd gebruikelijk dat het personeel bij de weverij woonde. De afhankelijkheid van de werkgever was groot. Men had nogal eens schulden bij de baas en kon daardoor niet zomaar van werkgever wisselen. Wanneer er echter veel vraag naar wandtapijten was, kocht de ene weverij soms personeel weg bij de andere. In een voorkomend geval betaalde de nieuwe baas 20 gulden om de schuld aan de oude af te lossen en nog eens 15 gulden als premie om bij hem in dienst te treden. Het jaarsalaris van een wever lag op zo’n 73 gulden. In de regel ging dit om stukloon: de wever diende in een jaar 300 tot 400 vierkante el tapijt te maken. Daarvoor werden lange dagen gemaakt – 12 uur per dag was gewoon – en ook vele, want meestal werd er ook in het weekend gewerkt.
Een echt familiebedrijf
Maximiliaan werkte met zijn vrouw en na 1660 kwamen ook zijn zoons in de zaak. Zijn zoon Bartholomeus had een zelfstandig ‘filiaal’ in Den Haag en was in de latere jaren verantwoordelijk voor alle verkooponderhandelingen. Zoon Jacobus was hoofdman van de werkplaats. Na het overlijden van Maximiliaan in 1689 (hij is stokoud geworden) zette Jacobus de zaak voort. (Bartholomeus was in 1670 reeds overleden.)
De wandkleden (en daarnaast kussens, tafelkleden en stoelbekledingen) van Maximiliaan van der Gucht behoren tot de beste die in Nederland ooit zijn gemaakt. Ondanks dat het om kwetsbaar materiaal gaat en deze tapijten zo’n 350 jaar geleden geweven zijn, is er nog behoorlijk wat van zijn werk terug te vinden. Het loont de moeite dit prachtige handwerk eens te gaan bezichtigen.
Waar vinden we nog werk van Maximiliaan van der Gucht?
Nederland / België
Drie Engelse jachtentaferelen in het Rijksmuseum te Amsterdam
12-delig groenwerk in de trouwzaal van het Stadhuis te ‘s Hertogenbosch
Groenwerk in de Regentenkamer van het Bartholomeusgasthuis te Utrecht
De gobelinzaal in Slot Zuylen (Ut)
De gobelinzaal in Kasteel Guntherstein, Breukelen (Ut)
Slag bij Nieuwpoort te Brussel
Verdures (bosgezichten) in Kasteel Amerongen
Buitenland
Kleden van Engelse jachten met borders, Zweedse hof
4 wandkleden geleverd aan koning Sigismund II, Wawelmuseum, Krakow, Polen
(de lijst is niet volledig)
Aantal keren gelezen: 52281.
Deel dit artikelby
I am fascinated by your entry on Maximiliaan Van der Gucht. I am a direct descendant of Michael Van der Gucht 1660-1725 an engraver born in Antwerp, member of the Guild of St Luke’s there who came to London around 1680 and spent the rest of his like there. I would love to believe that there was a connection between Michael (michiel) and Maximiliaan and to ear any further information on this
geachte,
onlangs is mijn vader gestorven en hij had een wandwerk het moet al oud zijn want zolang ik me herinner is het er dus van groot of overgrootvader afkomstig kan u me er meer over vertellen aub grtjs
Zeer informatief! Schitterend weefwerk met duidelijke video. Proficiat!
Ook kasteel Amerongen heeft twee prachtige wandvullende tapijten van deze man.